De winterstand werkt met de afgegeven warmte van de door de fabriek ingebouwde gloeilamp. De koelruimte en het diepvriesvak hebben een gezamenlijke compressor, die via de thermostaat in de koelruimte wordt geregeld. Bij een omgevingstemperatuur lager dan 18 °C is het verschil tussen de omgevings- en vriesvaktemperatuur kleiner dan normaal, zodat de compressor minder vaak aanspringt. Het verschil tussen omgevings- en vriesvaktemperatuur is echter altijd nog groot, zodat de activiteit van de compressor bij een lage omgevingstemperatuur niet voldoende is en de diepvriesproducten kunnen ontdooien. De binnenverlichting van de koelkast blijft derhalve gedurende de winterstand ook bij een gesloten deur aan. De temperatuur in de koelruimte stijgt door de afgegeven warmte en de compressor springt weer vaker aan. Een zelf ingebouwde ledlamp geeft echter niet genoeg warmte af om de koelzonetemperatuur voldoende te verhogen.